B jaar

Deze site is een tijdelijke oplossing om de preken van Marcel bereikbaar te maken. Klik op een link, om de desbetreffende preek te lezen. (Sorry, de opmaak van de preken is nog niet overal in orde.)
Indien u de preek op een klein scherm wil lezen, komt de preek niet naast, maar onder de reeks linken. U zal dus naar beneden moeten scrollen.

2e ZONDAG VAN DE ADVENT (B)  -  6 en 7 december 2008.

Jesaja 40:  1-5 en 9-11 .
Marcus 1:  1-8.

Zusters en broeders,

I.             Anton van Duinkerken, schuilnaam voor Willem Asselbergs, een uitzonderlijk begaafd man.  Iemand met een onvoorstelbare kennis op het gebied van literatuur, geschiedenis en mystiek.  Een begaafd redenaar, één die een grote rol heeft gespeeld in de emancipatie van de Nederlandse katholieken.  Hij stierf in 1968.  Op zijn bidprentje staat dit gedicht van hem :

Wanneer mijn werk gedaan zal zijn,
mijn adem stil, mijn ogen dicht,
geneest mij van de laatste pijn
dit nooit verloren vergezicht.

Er leeft een God die alles schiep
wat zichtbaar en onzichtbaar is.
Die mij tot zijn aanschouwing riep
uit ondoorgrondbre duisternis.

Voorafgetekend loopt zijn pad
dwars tegen mijn begeerten in,
doch die ik 't liefst heb liefgehad
gaf aan mijn heil zijn eerst begin (1).

Ik heb iets gedaan wat op het eerste gezicht misschien wel vreemd is.
Ik heb ze naast elkaar gezet :de tekst van Van Duinkerken, en de eerste lezing van vandaag.  Ik heb ze met elkander vergeleken: die Joodse ballingen in Babylon en professor Willem Asselbergs.  Misschien lijkt het bijeenbrengen van die twee nogal geforceerd.  Hen scheiden meer dan 24 eeuwen.  En de verschillen tussen hen zijn dan ook niet te tellen.  Precies daarom is het toch merkwaardig dat ze tenminste één punt gemeenschappelijk hebben. Ze zitten namelijk allebei in een situatie waarin het niet vanzelfsprekend is dat er voor hen nog toekomst zal zijn.  Maar allebei houden ze er aan vast dat God, hun God, er voor garant staat dat er op een of andere wijze nog een nieuwe morgen komt …

II.            Zo is hij namelijk die God van hen, de God van de Joods-christelijke traditie.  Hij is een God die voor mensen toekomst opent.

Hij doet dat telkens opnieuw.  Al van in het begin, voor Adam en Eva, ook na hun verdrijving uit het paradijs.  Voor Noach in en na de zondvloed.  Voor Israël dat hij uit Egypte bevrijdt.  Voor de ballingen in Babylon, en voor Jezus van Nazareth, toekomst, zelfs tot over de dood heen.  Hij geeft het nooit op.  Hij geeft zijn mensen nooit op.

Daarin verschilt hij niet alleen van mensen, daarin verschilt hij ook van de God zoals Harry Mulisch hem getekend heeft in zijn boek 'De ontdekking van de hemel'.  In dat boek zet God er een punt achter.  Hij stopt er mee, zich met mensen in te laten.  Dat drukt Hij uit door iemand naar de aarde te sturen, om de tien geboden terug te halen: de mensen hebben ze steeds opnieuw aan hun laars gelapt.  De God van Mulisch heeft er genoeg van.

God zoals hij in Jezus van Nazareth en zijn boodschap naar voren komt, kent zoiets niet.  Dat wordt in de Bijbel op een merkwaardige wijze duidelijk gemaakt.  Het gaat op die plaats in de Bijbel eigenlijk over heel iets anders.  Het gaat over de vraag hoe dikwijls mensen elkander moeten vergeven.  Petrus doet een bod en hij denkt ongetwijfeld dat hij al heel hoog zit Hij zegt: vergeven -tot 7 keer toe?  En hij krijgt al antwoord: tot 7 keer toe is niet genoeg, je moet tot zeventig keer 7 maal vergeven.  Dat is dus zoveel als zeggen dat er daar geen grens aan is.  Vergeven mag je nooit opgeven.  Dat zegt op de eerste plaats iets over de omgang van mensen met elkaar.  Maar indirect, onrechtstreeks zegt het ook iets over God.  In het Nieuwe Testament staat er namelijk dat wij volmaakt moeten zijn zoals onze hemelse vader volmaakt is. (Matt. 5: 48 )  Als er aan onze bereidheid om te vergeven geen grens is, dan betekent dat dus ook dat degene van wie wij beeld en gelijkenis moeten zijn, als eerste geen grens stelt aan zijn bereidheid om ruimte voor mensen te scheppen, om toekomst voor hen te openen.  Eigenlijk zit dat al in zijn Naam: Ik zal er zijn (Exodus 3:14).  Daar is geen beperking aan toegevoegd, daar staat niet bij voor hoelang.

III.           Wat betekent dat nu voor ons?

Ik denk :tenminste twee dingen.

1.         Voor ons als gemeenschap van gelovigen, als kerk:

We zien op het ogenblik niet veel toekomst voor die kerk van ons.  Het aantal leden loopt steeds verder terug, en de overdracht van het geloof naar een volgende generatie lijkt maar niet te lukken.  Vandaar dat er nogal wat moedeloosheid is onder ons.  Maar als Hij, in wie wij geloven, steeds opnieuw toekomst schenkt, dan mogen we er op vertrouwen dat er ook voor die gemeenschap van gelovigen, voor die kerk die wij vormen, toekomst zal zijn.  In welke vorm dan ook.  Wanneer of waar dan ook.

2.            Het tweede dat die boodschap over God voor ons betekent, slaat op ons persoonlijk, ons individueel bestaan.  Er zit in die boodschap over een God die aan mensen toekomst schenkt zoiets als een belofte, met betrekking tot een leven over de dood heen.

'Al moet ik het duister in van de dood, Gij zijt toch bij mij' zegt de auteur van psalm 23 (Psalm 23 : 4).  Van Duinkerken noemt dat perspectief van een leven na de dood een vergezicht.  Een collega van hem, de Nijmeegse psycholoog, professor Han Fortmann, schreef op zijn sterfbed een boekje met als titel 'Oosterse renaissance'.  Daarin komt op een bepaald moment de vraag aan de orde naar een leven over de dood heen.  Fortmann plaatst die vraag in het kader van de visie in de Bijbel dat God licht is.  Een mens kan dat in zijn of haar leven ontdekken.  God kan als een licht in iemands leven opgaan. (II Kor. 4:6).

Daarbij aansluitend zegt Fortmann dan:

'Wie geleerd heeft in het Hoge Licht te leven, is niet meer gekweld door het probleem of het Licht er mogen ook nog zal zijn.  In het hoofd van een kind dat leeft onder de goede zorgen van zijn moeder, komt het niet op om te vragen of zijn moeder ook morgen nog wel voor hem zal zorgen. (2)  Hij is een God die toekomst schenkt.  Eén die in die zin altijd komende is Dat is voor ons de boodschap die vervat ligt in de liturgie van deze tweede zondag van de Advent.

Amen.

 

Marcel Heyndrikx SVD

 

(1 )    Geciteerd in: BOMANS G. en VAN DER PLAS M. : In de kou. Over hun roomse jeugd en hoe het hen verder verging. Bilthoven, Ambo, 1972, p. 287-288.

(2)     FORTMANN H. : Oosterse renaissance. Bilthoven, Ambo, 1970, p. 67.

 

© Marcel Heyndrikx - Iedereen mag deze preken en teksten gebruiken mits ze vrij en gratis voor iedereen toegankelijk blijven.